opening tentoonstelling 'na-beelden'
Van 13 januari tot 14 maart 2003 hingen in Debatterij schilderijen van de winnares van de Talens Paletprijs 2002. De expositie werd op 12 januari geopend door dr. Rob van Gerwen, docent Filosofie van de kunst aan de Universiteit Utrecht. Hieronder volgen de begeleidende woorden.
Kijk en oordeel zelf Filosofische overpeinzingen bij het werk van Annelies van Gerwen
Gek genoeg is de enige manier om er écht zeker van te zijn dat u niet naar een projectie of reproductie staat te kijken, maar naar een echt schilderij: het ding aanraken. Bij een projectie voelt u alleen het scherm en een reproductie is een glad vel papier, geen verf op een opgespannen doek. Dit bevestigt de eigenheid van een schilderij.
Verder bevindt een schilderij zich in dezelfde ruimte als de kijker. Een zaal waar voetstappen klinken en gekuch van andere kijkers. Naar schilderijen moet u kíjken. Maar waar kijkt u dan naar? Wat bevindt zich bij de kijker? Niet de groengeklede automonteur die zijn besmeurde vingers staat af te vegen. Nee, hier is alleen de verf op het doek. En daarin kunt u die man zien.
De kleur van zijn jas ziet u in de groene vlekken verf, maar niet rechtstreeks: u moet er wat voor doen. Soms maken twee aangrenzende vlekken, de één licht de ander donker groen, iets nieuws: schaduw. Weer andere vegen weigeren om deel van de afgebeelde man te worden. Zij willen verf blijven en dat is spannend. Het is iets wat men ook bij de grote schilders ziet, bij Rembrandt, P.P. Rubens, Lucian Freud, Oskar Kokoschka, Soutine, Max Ernst.
Kijk en oordeel zelf.
Sommige schilders gaat het minder om de verf dan om de afbeelding. Zij lijken niet in het minst geïnteresseerd in klodders verf die verf willen blijven. Ik noem er een paar: René Magritte, Dalí, Willink, Paula Rego.
Je hebt dus schilders en afbeelders - en van alles ertussen in.
Afbeelden is in onze schilderkunst altijd een brandende kwestie geweest. Onlangs liet David Hockney zien dat de breuk die - met de ontwikkeling van de perspectief - tot onze huidige kunsten leidde, vermoedelijk samenhing met de productie van nieuwe lenzen en de camera obscura (en verderop, de fotografie).
Men projecteerde zijn model op een wand in een donkere kamer en trok het plaatje dan over. Daardoor stond de afbeelding midden op het doek.
Over fotografie twee dingen. Ten eerste ontslaat ze de schilder om de werkelijkheid te schilderen - foto’s doen dat beter. Interessanter is, dat foto’s de toevallige logica van de wereld laten zien: een beeld hoeft helemaal niet ‘af’ te zijn, en het afgebeelde hoeft niet midden in het beeld te staan. Daardoor kan men zich juist een voorstelling maken van wat er voorafging aan de foto, of wat er op volgde. Ook dat is spannend.
Van Gerwen schildert naar foto’s. De afbeeldingen kiest ze volgens de logica van foto’s. En dan schildert ze ze. Ze trekt niet over, ze schildert. En dat is spannend.
Maar, kijk en oordeel zelf.